Colocasia esculenta (Nederlandse namen, onder andere: taro en olifantsoor) is een fraaie kamerplant die vooral populair is vanwege zijn enorme bladeren. Hoe zorg je bij colocasia’s voor een goede groei, waar kun je deze kamerplanten kopen en waar moet je dan op letten? Dat en meer bespreken we in dit artikel in vier punten:
- Inleiding: wat is Colocasia esculenta voor plant?
- Verzorging Colocasia esculenta
- Colocasia esculenta kopen: waar moet je op letten en waar kan het?
- Reacties (20)
1. Inleiding: wat is Colocasia esculenta voor plant?
Colocasia’s zijn grote bladplanten die in Nederland zowel in de huiskamer als in de tuin prima groeien. Maar zoals hun exotische uiterlijk al doet vermoeden, komen ze oorspronkelijk van ver. Hoe de natuurlijke omgeving van deze planten er uitziet, hoe ze daar groeien en welke verschillende soorten we onderscheiden bespreken we hieronder uitgebreid.
1.1 Habitat
Colocasia esculenta is één van de oudste cultuurgewassen. Mogelijk wordt de plant in sommige delen van de wereld al meer dan tienduizend jaar verbouwd. Niet alleen de zetmeelrijke knol wordt gegeten, maar ook de bladeren zijn eetbaar. Tegenwoordig dienen de bladeren overigens vooral als veevoeder, maar alsnog geldt dat alle delen van de colocasia nuttig te gebruiken zijn.
Door deze zeer lange cultuurgeschiedenis hebben biologen er een zware dobber aan om precies te bepalen waar colocasia’s oorspronkelijk vandaan kwamen. Er zijn in de afgelopen tien millennia namelijk tal van nét andere cultivars ontstaan, die op hun beurt ook weer zijn verwilderd, en bovendien is het oorsprongsgebied sowieso al vrij groot.
De huidige consensus is dat Colocasia esculenta van origine voorkomt in de tropische gebieden van Centraal Zuidoost-Azië, maar de grenzen van dat gebied strekken enorm ver, van Pakistan tot aan Oost-China en vanaf de Himalaya tot aan Indonesië en Papoea-Nieuw-Guinea.
De plant verdraagt dan ook een brede variatie aan omstandigheden en is bovendien zeer groeikrachtig. In een heel ander deel van de wereld zoals in Hawaii en de omliggende eilanden is taro al eeuwenlang een zeer belangrijke voedselbron (zie ook de foto’s hierboven en hieronder), en in de warme en natte delen van de zuidelijke Verenigde Staten geldt de taro inmiddels als een invasieve soort. Tegenwoordig kom je ze in het wild tegen van de tropische laaglanden en moerasgebieden tot de subtropische berggebieden van een land als Bhutan of Guatemala. Ze verlangen eigenlijk volle zon maar tolereren ook halfschaduw.
1.2 Groeiwijze
Als je een botanicus zou vragen welke plant waar ook ter wereld de grootste bladeren heeft, krijg je waarschijnlijk een antwoord dat je niet helemaal zou verwachten. Bijvoorbeeld een plant zoals de palmsoort Raphia regalis, die samengestelde bladeren heeft tot wel 25 meter lang en 3 meter breed; of de (overigens nauw aan Colocasia verwante) reuzenaronskelk, Amorphophallus titanum, met eveneens samengestelde bladeren van zes meter hoog en vijf meter breed. Maar dat vinden wij een beetje valsspelen. In het dagelijks taalgebruik zou je zo’n blad niet meteen als blad zien. Dat van de amorphophallus lijkt bijvoorbeeld eerder op een palmboompje, compleet met stam. Dus dat is een beetje te botanisch-technisch.
Vervolgens komen we dan op het grootste enkelvoudige blad: dat van de Victoria amazonica (syn. regia), de grootste waterlelie ter wereld, met vrijwel perfect ronde bladeren tot drie meter in doorsnede en met bladstelen (onder water) tot wel acht meter lang. De grootste bovengrondse bladplant is waarschijnlijk Gunnera manicata, mammoetblad, een rabarberachtige plant die ook in Nederland kan worden geteeld, met bladeren tot 2,5 meter in doorsnede.
Maar goed, ook dat is eigenlijk niet relevant voor de huiskamertuinier, want beide planten zijn ongeschikt als kamerplant. Wat houd je dan over als je als binnenshuis een plant met extreem grote bladeren wilt hebben? De keuze valt op ofwel een banaan (Musa) of de vergelijkbaar groeiende paradijsvogelplant (Strelitzia), ofwel op een olifantsoor, de Nederlandse verzamelnaam voor soorten uit de geslachten Alocasia, Xanthosoma en Colocasia.
Daarmee zijn we via een omwegje toch bij het hoofdpunt van deze paragraaf over de groeiwijze van de colocasia gekomen: dit is een plant met extreem grote bladeren. Ook bij de soort zelf kunnen ze al gemakkelijk een halve meter in doorsnede zijn (zie ook de afbeelding hierboven) en bij speciale kweekvormen zoals Colocasia esculenta ‘Big Dipper’ of de nog grotere Colocasia gigantea en cultivars zoals C. gigantea ‘Thailand Giant’ zelfs ruim meer dan een meter, waarmee de planten inclusief een tot tweeënhalf meter lange bladsteel meer dan vier meter hoog kunnen worden. Om het als een interieurontwerper te verwoorden: dit zijn planten waarmee je een statement kunt maken. En dat gebeurt aardig genoeg ook steeds vaker, want colocasia’s zijn ondanks hun extreme maten en hun exotische, tropische uiterlijk betrekkelijk goed te houden in de huiskamercultuur, zoals we in meer detail bespreken bij het kopje Verzorging verderop in dit artikel.
Deze enorme bladeren zijn hartvormig, soms meer langgerekt pijlvormig, en vrij stevig. Ze zitten vast aan een relatief lange en vrij dikke bladsteel, die op ongeveer éénderde van het blad eindigt en doorloopt in een aantal dikke bladnerven. De bladeren eindigen in een punt die sierlijk omlaag wijst, waardoor de bladeren ondanks de rechtopgaande bladsteel min of meer verticaal hangen.
Mogelijk helpt dat de plant om regenwater zo snel mogelijk kwijt te raken. Het gewicht van regen, zeker als er tropische druppels vallen, zou de plant namelijk snel kunnen beschadigen. Een andere manier waarop de plant zo snel mogelijk regen kwijtraakt is door de extreme waterafstotendheid van de bladeren. Hierdoor gedraagt water zich op het oppervlakte van een colocasiablad in feite precies hetzelfde als in een non-stick tefalpan: het blijft niet plakken. In plaats daarvan vormt het mooi ronde druppeltjes, die subiet van het blad rollen zodra het oppervlakte niet meer perfect horizontaal is. Anders gezegd: colocasiabladeren kunnen eigenlijk niet nat worden. Zie ook het filmpje hieronder.
Over waterdruppels gesproken: soms vertoont Colocasia guttatie. Dat is een soort van plantentranspiratie. Je kunt het herkennen doordat er, in het bijzonder op koele ochtenden, druppels aan het uiteinde van de bladeren hangen. Voor de plant is dat verder volstrekt onschuldig; het is hooguit een teken dat zijn wortelstelsel flink ontwikkeld is en dat de potgrond goed vochtig is. Voor sommige vloeren is het echter minder onschuldig, dus dit kan een aspect zijn dat je moet meewegen als je een colocasia wilt aanschaffen, zoals we ook aangeven bij het kopje Kopen verderop in dit artikel.
De bladstelen ontspringen van een centraal punt vanuit de grond. In tegenstelling tot alocasia’s vormen ze geen stammetje, maar komen er na verloop van tijd eenvoudigweg steeds grotere bladeren uit de grond. Doorgaans zitten er maar drie bladeren tegelijkertijd aan de plant, hetgeen bijdraagt aan het extreem decoratieve, minimalistische uiterlijk van de taro. Wel is het zo dat veel colocasiasoorten de neiging hebben om pollen te vormen, oftewel dat er steeds meer kleine plantjes rond de moederplant opduiken. Zie ook de foto hieronder.
Dat brengt ons op het andere opmerkelijke punt aan de groeiwijze van deze kamerplanten: ze vormen ondergronds grote zetmeelrijke opslagorganen, knollen, die tot wel een paar kilo zwaar kunnen worden. Zie voor een typisch voorbeeld de afbeelding bij het kopje Kopen verderop in dit artikel.
Die knollen maken deze planten bijzonder veelzijdig. In een tropisch klimaat waar er het hele jaar door regen valt (of in de huiskamer) kunnen ze jaarrond groeien. Maar op plaatsen met een koud en/of droog seizoen verliezen ze bovengronds hun bladeren en verschijnen er het volgende seizoen vanuit de knollen gewoon weer nieuwe bladeren. Deze knollen bevatten overigens niet alleen stoffen die voor de plant zelf als voeding kunnen dienen, maar ze kunnen ook voor mensen een goede bron van voedingsstoffen zijn. En dat is al extreem lang bekend; zie ook het kopje Habitat hierboven.
Ten slotte kunnen de planten ook bloeien, maar dat is niet iets om ze speciaal voor te houden. Zie voor meer informatie het kopje Bloeiwijze verderop in dit artikel.
1.3 Soorten
Mede vanwege de extreme lange cultuurgeschiedenis van Colocasia esculenta zijn er talloze cultivars en ondersoorten te onderscheiden. Althans, onderscheiden… Onder botanici is het geslacht een dankbare bron van discussie, omdat ook planten van dezelfde soort onderling al veel variatie vertonen, bijvoorbeeld onder invloed van hun groeiplaats. Denk aan zaken als verschillen in knolvorming (sommige soorten vormen één heel grote knol, andere vormen kleine knolletjes met tal van uitlopers en zijknolletjes) of, voor de huiskamertuinier relevanter, verschillen in de bladeren. Er zijn reuzensoorten, er zijn roodgekleurde kweekvormen, enzovoorts.
Over de verzorging van dergelijke specifieke colocasiavarianten valt eigenlijk amper iets te zeggen. De onderlinge verschillen zijn namelijk klein. Logischerwijs verlangen reuzensoorten wat meer warmte, water, licht en voedsel om ook daadwerkelijk hun potentie te bereiken, en bonte soorten stellen vaak bovengemiddeld prijs op hoge temperaturen en voldoende licht. In de praktijk zul je daar evenwel weinig rekening mee te houden, want colocasia’s zijn geen heel moeilijke planten en de tips bij het kopje Verzorging hieronder hoeven over het algemeen dan ook niet heel nauwgezet gevolgd te worden.
Dat gezegd hebbende, een kleine greep uit het gamma van de verschillende cultivars van Colocasia esculenta:
- C. esculenta ‘Black Magic’: één van de meest algemene kweekvormen, met dieprode tot zwartpaarse bladeren. Zie ook de afbeelding hierboven.
- C. esculenta ‘Black Ripple’: met geribbelde, paarse bladeren.
- C. esculenta ‘Green Leaved’: vrij spitse bladeren met een blauwgroene tint.
- C. esculenta ‘Jack’s Giant’: een zeer grote soort.
- C. esculenta ‘Noble Giant’: een grote soort met een bordeauxrode tot paarse tint.
- C. esculenta ‘Pink Trunk’: met opvallend roze stengels.
En zo zijn er nog veel meer cultivars. De verzorging is zoals gezegd niet of nauwelijks anders dan de soort. Meestal kun je voor de zekerheid het beste aannemen dat bonte varianten wat minder winterhard zijn, maar dat is zeker niet altijd zo.
Daarnaast zijn er diverse andere soorten Colocasia die soms ook te koop worden aangeboden en een vergelijkbare plant vormen:
- Colocasia affinis: een kleinere soort met een nog sterkere neiging tot polvorming dan C. esculenta.
- Colocasia antiquorum: waarschijnlijk eigenlijk een ondersoort van C. esculenta; wat kleiner en beter bestand tegen koelere omstandigheden.
- Colocasia fallax: een kleinblijvende soort met opvallende lichtgekleurde bladnerven.
- Colocasia fonanesii: een gemakkelijk te kweken middelgrote soort. Vooral de cultivar ‘Black Stem’ is erg aantrekkelijk, met blauwgrijze bladeren en donkerpaarse tot bijna zwarte bladstelen en nerven.
- Colocasia gigantea: reuzentaro, dezelfde groeiwijze en verzorgingseisen als C. esculenta maar zoals de naam al aangeeft groter. De bladeren van de cultivars C. gigantea ‘Thailand Giant Strain’ en C. gigantea ‘Thailand Giant’ kunnen, mits je de planten enorm veel voedsel en water geeft, tot ruim meer dan een meter in doorsnede worden.
Verder is het in deze context nog goed om op te merken dat colocasia’s in verschillende delen van de wereld onder verschillende namen bekend staan. In China noemt men hem bijvoorbeeld taro, in India arbi of arvi, in diverse Caraïbische Engelssprekende landen dasheen, en in Hawaii en andere Polynesische eilanden kalo. Ook heb je nog de eddo of eddoe (onder meer Chinees en Surinaams), een variant met iets kleinere knollen. En er zijn nog verschillende nauw verwante olifantsoren die ook onder deze en/of andere namen bekend staan en op een vergelijkbare manier in de keuken worden toegepast, zoals de Surinaamse (pom)tayer, meestal Xanthosoma sagittifolium, en diverse soorten Alocasia, Cyrtosperma en Amorphophallus. Overigens kunnen de laatste twee soorten knollen van meer dan honderd kilo produceren, maar nu dwalen we wel erg af.
2. Verzorging Colocasia esculenta
Voor een grote tropische bladplant is Colocasia esculenta eigenlijk best wel gemakkelijk te verzorgen. Het is dan ook niet verwonderlijk dat colocasia’s en andere olifantsoren binnen een betrekkelijk korte tijd populair zijn geworden. Tegelijkertijd is het geen sinecure om een stralend exemplaar met écht grote bladeren op te kweken in de huiskamer. Wat daar allemaal bij komt kijken, bespreken we hieronder puntsgewijs.
Naast als kamerplant is de taro ook te houden als tuinplant. Dan gelden er uiteraard wat andere eisen. Hoe je dat het beste aan kunt pakken bespreken we zodoende apart, bij het kopje Verzorging als tuinplant verderop in dit artikel.
2.1 Water geven
Vanwege zijn enorme olifantsoren is deze kamerplant bijzonder dorstig. Gelukkig kun je hem zonder enig bezwaar ruim in zijn behoeften voorzien, want de knol en het wortelstelsel zijn niet of nauwelijks vatbaar voor rot. Sterker nog, in de natuur groeit hij vaak als moerasplant, met zijn wortels geheel onder water. Houd de kluit dus altijd vochtig of desgewenst zelfs nat; zo simpel is het.
Tip: probeer niet, of in elk geval niet vaak, te wisselen van kletsnatte condities naar die van een pot die je kunt optillen zonder dat er water uit de watergaten lekt. Beide omstandigheden zijn in principe prima voor C. esculenta, maar dat komt omdat hij speciale onderwaterwortels kan vormen die het dan weer niet goed doen zonder al dat vocht, en vice versa. Bovendien kan potgrond gaan rotten als je opeens allemaal zuurstof toelaat in grond die normaliter onder water staat.
2.2 Temperatuureisen
Het liefste hebben deze van origine tropische planten jaarrond een temperatuur die niet onder de 15 graden Celsius uitkomt en maxima die hoger zijn dan je normaliter in je woonkamer zult bereiken. In die omstandigheden blijven ze het hele jaar hun bladeren behouden.
Colocasia’s kunnen echter ook lagere temperaturen aan, in de volle grond zelfs strenge vorst. Ze gedragen zich dan als een bolgewas: ’s winters sterft het bovengrondse gedeelte af en in de lente ontspruit er weer blad aan de ondergrondse bol.
Wat dit in de praktijk voor de verzorging betekent, bespreken we hieronder bij het kopje Standplaats.
2.3 Standplaats
Idealiter krijgt de colocasia het hele jaar door veel warmte (minimaal 15 graden), veel licht of zelfs volle zon, en een relatief hoge luchtvochtigheid. Dat betekent ’s zomers dus een plek bij het raam in de woonkamer of op het terras. ’s Winters is het wat lastiger om het je colocasia echt naar de zin te maken. De woonkamer is meestal wel warm genoeg, maar de kille winterzon zorgt al vrij snel voor een wat spichtige uitgroei. Erger is dat de luchtvochtigheid vaak erg laag is in de warmgestookte woonkamer.
De gevolgen laten zich raden: taro’s zijn in de winter behoorlijk vatbaar voor plaaginsecten zoals luis en spint. Gelukkig is er een alternatief. Als je merkt dat je colocasia het ’s winters zwaar heeft, graaf je de knollen op, pluk je de wortels ervan af en snoei je de bladeren weg. (Let op: het sap kan sterk irriterend zijn bij inslikken.) Leg vervolgens de knollen voor de rest van de winter weg op een koele, donkere en droge plaats; bewaar ze eigenlijk net zoals je bijvoorbeeld aardappels zou bewaren. Pot ze in de lente weer op zoals beschreven bij het kopje Vermeerderen verderop in dit artikel en binnen enkele weken groeit je kamerplant weer vrolijk verder.
Aardig genoeg heb je bij deze manier van kweken meer kans op een uiteindelijk echt grote plant. De knollen blijven namelijk zonder enig probleem een paar maanden intact op een droge plaats. Maar een plant die het een hele winter zwaar heeft, gaat er zienderogen op achteruit: de bladeren worden telkens kleiner en de knollen krimpen. Dan heb je in de lente dus geen vliegende start, maar juist een achterstand.
Let er bij de standplaats ook op dat de planten guttatie kunnen vertonen: dat er druppels uit de bladeren kunnen vallen. Sommige vloeren stellen daar geen prijs op. Zie ook het kopje Groeiwijze hierboven.
2.4 Voeding
Het zal je allicht niet verbazen, maar een snelgroeiende, grote plantensoort als de colocasia wil graag wat ondersteuning voor een goede groei. Een exemplaar dat stevig aan de groei is, mag wekelijks een dosis vloeibare plantenvoeding.
2.5 Verpotten
Deze planten maken veel wortels aan. Geef ze minimaal een pot die twee keer zo breed is als de knol om de groei daarvan te accommoderen, en als je een plant met echt grote bladeren wilt kweken mag de pot nog ruimer zijn. Plant de knol ten minste even diep als hij zelf hoog is, zodat de enorme bladeren stabiel blijven. Gebruik een voedzaam grondmengsel. Zorg dat de grond licht vochtig is en zet de pot op een warme en lichte plaats. Binnen een paar weken zul je bij de watergaten onderaan de pot wortels zien verschijnen en bovengronds de eerste bladeren. Hierna kun je de watergift flink opvoeren zonder dat er nog kans op rot bestaat.
Tip: het is soms lastig om te zien welke kant van de knol boven of onder moet, zeker als-ie geen groeipunten heeft. Gelukkig maakt het ook niet bijster veel uit. Wil je toch proberen het goed te doen? Kijk dan even naar de vorm. Meestal is de bovenkant van de knol, waar de bladeren uitkwamen, afgeplat, en heeft de knol aan de onderkant juist een puntje.
2.6 Snoeien
Snoeien is eigenlijk niet mogelijk, want als je een blad afknipt, komt het niet meer terug. Als bladeren lelijk zijn, mag je ze evenwel gewoon afknippen. Let op dat het sap irriterend kan zijn.
Is de plant te groot geworden, snoei dan de bladeren weg en graaf de knol op. Vrijwel altijd hebben zich kleinere knolletjes en/of worteluitlopers gevormd die je apart kunt oppotten om te plant zo te vernieuwen.
2.7 Vermeerderen
Zoals we bij het kopje hierboven hebben besproken kun je colocasia’s vegetatief vermeerderen door zijknolletjes en/of worteluitlopers. Aangezien de knollen primair dienen als opslagorgaan kun je via deze wijze al heel snel een plant van enig formaat krijgen; zie ook de afbeelding hierboven.
Het is niet mogelijk om de bladeren te stekken.
Verder kun je ze vermeerderen uit zaad. Dat zal zich in de praktijk nooit vormen in de huiskamer (zie ook het kopje Bloeiwijze hieronder), maar het is vaak wel beschikbaar bij gespecialiseerde zaadhandelaren. Zaaien is verder betrekkelijk eenvoudig: op een warme, lichte plaats en met voldoende vocht duurt het maximaal enkele weken voordat ze ontkiemen. Overigens kan het jaren duren voordat de planten hun maximale grootte bereiken.
2.8 Bloeiwijze
De bloeiwijze van taro’s is typisch des aronskelks: met een vrij korte, tot maximaal 20 centimeter lange bloeikolf, omgeven door een crèmewit tot geelgroen schutblad. Na de bloei vormen zich de kleine, felrode besjes. Zie ook de afbeelding hierboven.
De bloeiwijze is dus weinig bijzonder, en dat is verder ook niet zo erg, want in het wild bloeien colocasia’s onregelmatig en in de woonkamer hoef je het al helemaal niet vaak te verwachten.
2.9 Ziektes en plagen
Dit zijn in de regel sterke kamerplanten, die niet erg vatbaar zijn voor ziektes en plagen. Zoals we bij het eerdere kopje Standplaats al uitgebreid hebben besproken krijgen ze bij droge lucht soms last van spint of luis, hetgeen je gemakkelijk kunt voorkomen, of als het al te laat is bestrijden, door ze als bolgewas te laten overwinteren. Hetzelfde kun je doen als ze ernstige last krijgen van bruine bladranden.
Mocht je een colocasia hebben die je zelf hebt gekweekt uit een supermarkttaro, dan is het zeer waarschijnlijk dat je plant besmet is met het zogeheten Dieffenbachia-mozaïekvirus, een mozaïekvirus dat tal van aronskelkachtigen kan infecteren, zoals, nou ja, Dieffenbachia, maar ook andere kamerplanten waaronder Aglaonema, Alocasia, Anthurium, Philodendron, Spathiphyllum, Xanthosoma en Zantedeschia. Dat is op zichzelf niets om je zorgen over te maken. In veruit de meeste gevallen zal dit mozaïekvirus zich bij colocasia’s uiten als een puur cosmetisch probleem, met wat lichte vlekken op de bladeren, meestal in de vorm van een tamelijk sierlijk veerachtig patroon langs de bladnerven (zie de afbeelding helemaal aan het begin van dit artikel). Alleen in heel zeldzame gevallen is de aantasting ernstig en komen de eerste blaadjes verkreukeld en geel boven de grond. Gooi dan de plant inclusief potgrond weg.
Maar dat zal dus praktisch nooit voorkomen. Wat echter wel kan gebeuren, is dat het virus overslaat op andere kamerplanten van de aronskelkfamilie, zoals de soorten die we hierboven hebben genoemd. De overdracht geschiedt via insecten zoals bladluis, analoog aan hoe malaria bij de mens wordt overgebracht door muggen. Er zijn helaas geen garanties dat het virus zich net zo onopvallend c.q. niet-ontsierend manifesteert in de andere planten. Dus indien je bijvoorbeeld al een prachtige grote philodendron met fraai diepgroene bladeren hebt staan, overweeg dan eerst even hoe het mozaïekvirus zou kunnen uitpakken voordat je er zomaar een supermarktcolocasia naast zet.
2.10 Verzorging als tuinplant
Deze planten doen het goed als kamerplant, maar net zo goed en in sommige gevallen zelfs beter als tuinplant. Sterker nog, als je een echt recordgroot exemplaar wilt kweken, is een plaatsje in de volle grond misschien wel je beste kans. Zo kunnen ze immers ongelimiteerd groeien en in de volle zon krijgen ze bijna altijd meer licht dan in de woonkamer. Zorg voor een zeer voedselrijke, licht zure grond, die altijd vochtig is. Of zelfs drijfnat; colocasia’s zijn uitstekende vijverplanten.
Mocht je geen ruimte hebben voor een standplaats in de volle zon, dan vinden ze halfschaduw ook prima.
In Nederland groeien taro’s als bolgewassen. Zodra het vriest, sterft het bovengrondse gedeelte af, maar de ondergrondse knol kan tot wel 15 graden vorst aan. Althans, dat geldt voor de soort zelf. Sommige siervormen zijn wat minder winterhard. Die kun je dan het beste zodra de bladeren beginnen af te sterven opgraven en op een koele, droge en donkere plaats, zoals in de schuur of kelder, overwinteren. Zodra het overdag niet meer vriest kunnen ze weer de grond in.
Verder zijn het eigenlijk zeer gemakkelijke tuinplanten, die weinig tot geen zorg of onderhoud behoeven in het groeiseizoen. Eventueel kun je ze zo nu en dan bijmesten en tijdens een droge zomer wat extra water geven.
Je kunt ze natuurlijk ook als kuip- of terrasplant houden. Zet de plant dan ’s winters met pot en al in de schuur of op een andere plaats waar het niet of nauwelijks vriest – net zoals alle andere planten is ook Colocasia esculenta in een pot vatbaarder voor vrieskou dan in de volle grond. Houd er wel rekening mee dat je veel water moet geven tijdens het groeiseizoen!
2.11 Overige tips bij de verzorging
In onze ervaring hebben colocasia’s de merkwaardige eigenschap dat ze maximaal drie bladeren tegelijk kunnen hebben. Ook bij heel jonge planten en bij exemplaren die kerngezond zijn is dat zo. Dat betekent dat nieuwe bladeren alweer heel snel kunnen verwelken, waardoor het eruit kan zien alsof er iets helemaal niet goed gaat met je plant. Maar gelukkig zijn al die bruine bladeren dus een gewoon onderdeel van zijn groeiwijze.
3. Colocasia esculenta kopen: waar moet je op letten en waar kan het?
Colocasia’s zijn op twee manieren te koop: als (min of meer volgroeide) plant, of als knol. Knollen zijn doorgaans goedkoper, vormen alsnog behoorlijk snel een flinke plant (zie ook het kopje Vermeerderen eerder in dit artikel) en zijn, zeker via het internet, ruimer beschikbaar. Toch heeft het kopen van reeds uitgelopen planten ook zijn voordelen. Het belangrijkste is dat je goed kunt zien hoe je plant eruit komt te zien; gelet op de vele soorten en cultivars zeker geen verwaarloosbaar punt.
Voor planten moet je in het tuincentrum zijn. Let even op dat de Nederlandse naam olifantsoor ook refereert aan alocasia’s en xanthosoma’s. Ook kan het zijn dat je niet op de kamerplantenafdeling moet zijn, maar bij de tuin- en/of vijverplantenafdeling. In die context moet ook opgemerkt worden dat het aanbod aanzienlijk ruimer is in de lente en zomer. Ook colocasia’s die als tuin- of vijverplant worden aangeboden zijn geschikt als kamerplant – en vice versa.
Er zijn eigenlijk geen speciale aandachtspunten bij het kopen. Dankzij de enorme bladeren is het namelijk als vanzelf al zichtbaar als de plant problemen heeft.
Als je het leuk vindt om de plant zelf groot te brengen – en ja, zelf taro kweken is leuk! – kun je ook overwegen om een kale, nog niet uitgelopen knol te kopen. Bijkomend voordeel is dat je uit een veel groter assortiment kunt kiezen, zeker als je via internet gaat zoeken. Zie ook het kopje Soorten eerder in dit artikel.
Let er bij het kopen van een knol op dat-ie mooi stevig is en geen zachte plekken heeft. Groeipunten – witte tot rode bobbels of zelfs groene stengelaanzetten – zijn een pré, want zo kun je goed zien dat je colocasia er zin in heeft. En natuurlijk geldt dat de grootte van de knol goed correleert met de grootte van de plant die je er in het eerste seizoen van krijgt. Wil je dus een vliegende start maken, kies dan de grootste en zwaarste exemplaren.
Hoe je een knol moet oppotten, bespreken we bij het kopje Verpotten eerder in dit artikel.
Naast in gespecialiseerde winkels kun je colocasiaknollen ook in de supermarkt kopen. Althans, om iets preciezer te zijn: in sommige grotere, goed gesorteerde supermarkten, in toko’s en op de markt. Ze heten daar echter niet colocasia, maar taro, dasheen, eddo of eddoe. (Het uiterlijk zeer gelijkende tayer of pomtayer is gewoonlijk geen colocasia maar een nauwe verwant, Xanthosoma sagittifolium.)
Voordeel van deze aankoopwijze is dat het extreem budgetvriendelijk is. Voor nog geen euro heb je meestal al een flinke knol. Nadeel is dat je niet geheel zeker weet wat je krijgt (dat kan voor de avontuurlijke huiskamertuinier trouwens ook een voordeel zijn), hoewel het meestal gewoon de soort zelf is, groen en zeer grootbladig. Ook moet je er rekening mee houden dat exemplaren uit de commerciële teelt vrijwel altijd besmet zijn met het mozaïekvirus.
Mocht je een colocasia willen aanschaffen, denk er dan even aan dat de plant guttatie kan vertonen (zie ook het kopje Groeiwijze eerder in dit artikel). Dus als je hem wilt nemen om een mooie ruime plaats op je smetteloze parketvloer te vullen, kun je misschien toch beter een andere kamerplant uitkiezen. Uit de categorie grote groene bladplanten tippen we bijvoorbeeld Ficus lyrata (vioolbladplant), Pachira aquatica (watercacao of geldboom) en Fatsia japonica (vingerplant).
Dan nog een laatste tip, die wellicht een beetje vreemd klinkt voor een plant die in principe van a tot z eetbaar is: let op met huisdieren en kinderen. Rauw zijn colocasia’s namelijk niet eetbaar, vanwege irriterende calciumoxalaatkristallen. Deze naaldachtige kristalletjes bevinden zich in alle delen van de plant en kunnen bij inslikken extreem ongemak veroorzaken, zelfs al zijn ze niet bijzonder giftig.
Op dit artikel rust auteursrecht. Zonder onze toestemming is overnemen verboden.