Fatsia japonica (Nederlandse naam: vingerplant) is een snelgroeiende kamerplant met zeer forse handvormige bladeren. Hoe zorg je bij fatsia’s voor een goede groei, waar kun je deze kamerplanten kopen en waar moet je dan op letten? Dat en meer bespreken we in dit artikel in vier punten:
- Inleiding: wat is de fatsia voor plant?
- Verzorging Fatsia japonica (vingerplant)
- Fatsia japonica (vingerplant) kopen: waar moet je op letten en waar kan het?
- Reacties (36)
1. Inleiding: wat is de fatsia voor plant?
De vingerplant doet het uitstekend in de Nederlandse huiskamer en overleeft – uitzonderlijk voor een kamerplant – ook gewoon een niet al te strenge Nederlandse winter, als tuinplant in de volle grond. Maar hij komt hier beslist niet vandaan. Zoals zijn soortnaam al aangeeft komt Fatsia japonica oorspronkelijk uit Japan. Hoe de natuurlijke omgeving van deze plant er uitziet, hoe hij daar groeit en welke verschillende soorten er zijn bespreken we hieronder uitgebreid.
1.1 Habitat
Fatsia japonica komt van nature vooral voor in de bossen van de laaggelegen Japanse kustregio Kanto, maar heeft zich verspreid over grote delen van zuidelijk Japan, Korea en Taiwan. Het klimaat is er vrij nat en warm: er valt ongeveer de helft meer neerslag dan in Nederland en ’s zomers stoomt de temperatuur er gemakkelijk voorbij de dertig graden Celsius. Tegelijkertijd kan het er in de meeste winters (licht) vriezen. Daar is deze plant trouwens prima tegen bestand, en dat maakt dat de fatsia in Nederland geschikt is als kuipplant en zelfs als tuinplant, zoals we verderop in dit artikel in meer detail bespreken bij het kopje Verzorging als tuinplant.
Vingerplanten verdragen veel zon, maar in het wild kom je ze meestal tegen als onderbegroeiing in het bos. Daar groeien ze in de halfschaduw of zelfs volledig in de schaduw.
1.2 Groeiwijze
Dat fatsia’s in hun natuurlijke omgeving vaak in de schaduw van andere planten groeien, is overigens niet heel merkwaardig. Volwassen exemplaren worden in de volle grond namelijk maximaal vier à vijf meter hoog, en gewoonlijk blijven ze zelfs nog wat lager. Het worden uiteindelijk tamelijk veelvertakte struikjes. Er vormen zich al snel verhoutende stammetjes, maar die zijn ook bij oudere exemplaren niet heel dik.
Hun fraai glanzende groene bladeren, die ook bij jonge exemplaren al gauw 20 centimeter in doorsnede bereiken, kunnen bij volgroeide planten wel een halve meter breed zijn, met bijna even lange bladstelen. De bladeren zijn handvormig, min of meer rond, met vijf tot negen diep uitgesneden lobben. Deze ‘vingers’ geven deze planten niet alleen hun Nederlandse naam, vingerplant, maar ook hun Latijnse naam Fatsia. Die komt namelijk van het Japanse fatsi of fachi: acht, naar het aantal lobben. Overigens is het aantal lobben bijna altijd oneven, dus eerder zeven of negen dan acht, maar dat terzijde.
In de volle grond kunnen fatsia’s al binnen enkele jaren tot bloei komen. Meestal gebeurt dat in het late najaar, vanaf oktober, hoewel het soms ook in de lente gebeurt. In de huiskamer is het niet erg gebruikelijk om fatsia’s te zien bloeien.
Vanaf een afstandje is de bloeiwijze weinig opvallend, met roomwitte tot groene bloemetjes in bolronde clusters. Van dichtbij zijn deze clusters, waarvan er tientallen aan één bloemstengel kunnen verschijnen, echter best wel aardig om te zien. Zie ook de afbeelding bij het kopje Bloeiwijze verderop in dit artikel.
De bloeiwijze lijkt erg op die van klimop, waar Fatsia japonica dan ook nauw aan verwant is (zie voor meer informatie het kopje Soorten hieronder). De ronde, dieppaarse tot zwarte besjes die na de bloei aan de planten verschijnen heeft er zo mogelijk nog meer van weg. Zie ook de afbeelding hierboven.
1.3 Soorten
Fatsia japonica, dus de soort zelf, heeft effen donkergroene bladeren. Daarnaast worden er regelmatig bonte varianten aangeboden. De drie die je het meeste tegenkomt zijn:
- Fatsia japonica ‘Variegata’: met roomwitte vlekken, vooral aan de buitenste bladranden. Deze cultivar verlangt iets meer licht en warmte dan soorten met groen blad. Zie verder het kopje Verzorging hieronder. In schaduwrijke omgevingen heeft deze soort namelijk de neiging om toch weer helemaal groen te worden.
- Fatsia japonica ‘Spiders Web’ of ‘Spiderweb’: met witte spikkels, vooral aan de buitenste bladranden, terwijl de fijnvertakte nerven groen zijn. Dat geeft de bladtekening een beetje het aanzien van een spinnenweb, zoals de naam al zegt. Ook Fatsia japonica ‘Spiders Web’ heeft wat meer licht en warmte nodig.
- Fatsia japonica ‘Annemie’: met grote roomwitte tot gele vlekken die juist vanuit het midden van de bladeren komen; de bladranden zijn donkergroen. Voor de verzorging geldt hetzelfde als voor de andere bonte kweekvormen.
Er zijn ook enkele kleiner blijvende en minder snel groeiende dwergsoorten in de handel – overigens vaak, grappig genoeg, juist met nog wat grotere bladeren dan de soort – maar die worden eigenlijk nooit onder een aparte naam aangeboden. En dat is verder ook niet erg, want de verzorging is exact hetzelfde.
Daarnaast zie je heel soms nog weleens een andere fatsiasoort: Fatsia polycarpa (ook wel Fatsia polycarpa of Fatsia ‘Green Fingers’ genoemd). Deze lijkt in de meeste opzichten, inclusief de eisen die hij stelt aan de verzorging, zeer op F. japonica. Alleen zijn de bladeren heel wat decoratiever: het aantal lobben is wat groter, tot een stuk of dertien, en ze zijn bovendien een stuk sierlijker doordat ze veel smaller zijn en nog dieper ingesneden.
Ter besluit is er ook nog een kruising tussen Fatsia japonica en klimop (Hedera helix) verkrijgbaar: x Fatshedera lizei. Deze plant houdt niet alleen genetisch maar ook in uiterlijke zin echt het midden tussen beide, en dat geldt ook voor de eisen die hij aan de verzorging stelt. Zie voor meer informatie ons artikel over x Fatshedera.
2. Verzorging Fatsia japonica (vingerplant)
Fatsia’s zijn al minstens een eeuw populair in de huiskamercultuur. Dat komt ongetwijfeld ten dele omdat ze betrekkelijk weinig eisen stellen aan hun verzorging. Toch is er een aantal specifieke aandachtspunten als je echt voor een goede groei wilt zorgen in de huiskamer. Deze punten bespreken we hieronder.
Overigens is Fatsia japonica ook te houden als tuinplant. Dat moet je uiteraard wat anders aanpakken dan in de huiskamer. Hoe je dat precies doet bespreken we bij het kopje Verzorging als tuinplant verderop in dit artikel.
2.1 Water geven
Met zijn enorme bladeren mag het niet verrassen dat Fatsia japonica een behoorlijke dorst heeft. ’s Zomers en als de plant net gaat uitlopen kun je prima twee keer per week gieten. Zorg dat de kluit altijd licht vochtig blijft, maar voorkom natte voeten.
In de winter gaat de plant min of meer in rust. Pas de watergift daar op aan. De combinatie van lagere temperaturen en langdurig natte wortels kan namelijk leiden tot wortelrot.
2.2 Temperatuureisen
Fatsia’s verdragen een breed spectrum van verschillende temperaturen, van vrieskou tot tropische condities, maar het beste groeien ze bij vrij gematigde omstandigheden. Dat betekent een frisse, niet te zonnige plaats in de zomer met temperaturen tot maximaal 25 graden Celsius, en ’s winters een plaats in een koele kamer bij een graadje of tien. Je kunt ze dus het beste behandelen als kuipplant (zie het punt hieronder).
2.3 Standplaats
Warme en droge lucht vormen een slechte combinatie voor Fatsia japonica. Ze maken hem vatbaar voor ziektes zoals spint en kunnen zorgen voor lelijke bruine en/of omgekrulde bladeren. Ook houdt hij niet van volle zon. Een plaats achter een raam op het noorden is daarom prima.
Nog beter is om de vingerplant te behandelen als kuipplant. In de lente, na de laatste nachtvorst, zet je hem dan buiten op een halfbeschaduwde, beschutte plaats. Bij de eerste vorst kan hij dan weer naar binnen. Laat de vingerplant overwinteren in een lichte, koele ruimte (tussen de 6 en 10 graden is ideaal). De plant gaat dan min of meer in rust, dus je hoeft nog maar heel weinig water te geven.
2.4 Voeding
Als de vingerplant in de lente weer begint te groeien, mag je hem vanaf dat moment wekelijks een dosis universele vloeibare plantvoeding geven. Fatsia’s groeien snel en voor een fraaie, krachtige uitgroei verlangen ze best wat ondersteuning. Niet meer voeden als de plant aan het einde van de zomer ophoudt met groeien en in rust gaat.
2.5 Verpotten
Fatsia japonica houdt van een knusse pot. Pas als zijn pot helemaal vol met wortels zit hoef je te verpotten, en dan het liefste in een niet veel grotere pot. Gebruik een voedingsrijk, humusrijk grondmengsel.
Tip: dankzij zijn grote bladeren vangt Fatsia japonica behoorlijk veel wind. Als je hem als kuipplant opvoedt kun je hem daarom buiten het beste in een grote, stevige stenen ompot zetten, zodat hij niet omwaait.
2.6 Snoeien
Fatsia’s groeien snel, maar vertakken langzaam. Dat is in een kleine huiskamer al gauw een wat onwenselijke combinatie. Helaas reageren ze niet heel goed op snoeien. Een stevige snoeibeurt kan eigenlijk alleen als ze net beginnen te groeien in de lente. En ook dan kan het gebeuren dat er enkele takken afsterven. Uiteindelijk groeit dat weer prima terug, maar dat maakt het bij deze planten wel enigszins lastig om ze goed in model te houden.
Wil je ze tot een bossigere groei dwingen, dan kun je ook proberen om vingerplanten regelmatig te toppen. Verwijder – als ze goed aan de groei zijn – niet meer dan de bovenste paar centimeter. Met een beetje geluk loopt hij dan met twee of drie groeipunten uit.
Let er bij het snoeien op dat het ietwat plakkerige sap van de vingerplant (waarschijnlijk) giftig is.
2.7 Vermeerderen
Halfverhoute stekken bewortelen vrij gemakkelijk. Neem een stek met ongeveer drie of vier bladeren, laat alleen de bovenste zitten en plant hem in licht vochtige zaai- en stekgrond op een lichte, vrij warme plaats. Binnen enkele weken vormen zich wortels.
Zaaien is eigenlijk nog eenvoudiger. Onder dezelfde omstandigheden als die van een stek komen ze bijna altijd op. Het enige aandachtspunt is dat de zaden vrij snel hun kiemkracht kunnen verliezen. Je kunt daarom het beste meteen de volgende lente zaaien (althans, bij een typische plant die aan eind van de herfst of het begin van de winter gebloeid heeft).
2.8 Bloeiwijze
In de volle grond kan Fatsia japonica al binnen enkele jaren bloeien, en ook kamer- of kuipplanten gaan soms bloeien. Meestal gebeurt dat in de late herfst of in het begin van de winter, maar soms bloeien fatsia’s ook in de lente. De bloeiwijze verschijnt alleen aan het uiteinde van de takken, geurt niet of nauwelijks en lijkt erg op die van klimop, maar dan wat groter. Zie ook de afbeelding hierboven.
Na de bloei vormen zich talrijke donkerpaarse tot zwarte besjes aan de vingerplant. Zie ook de afbeelding bij het kopje Groeiwijze aan het begin van dit artikel.
2.9 Ziektes en plagen
Fatsia japonica is een sterke kamerplant die niet erg vatbaar is voor ziektes of plagen. Bij heel droge en warme lucht krullen de bladeren soms om en vallen ze af, en kan de plant last krijgen van luis of spint. ’s Zomers kun je dat verhelpen door de plant een weekje buiten te zetten en hem zo nu en dan af te sproeien. ’s Winters kun je de plant het beste in een koele, lichte kamer zetten (zie ook het kopje Standplaats eerder in dit artikel) en bij ernstige aantasting een biologisch bestrijdingsmiddel gebruiken volgens de aanwijzingen op de verpakking.
2.10 Verzorging als tuinplant
Als één van de weinige kamerplanten is Fatsia japonica ook geschikt als tuinplant in het Nederlandse klimaat. Als potplant verdraagt hij weliswaar niet of nauwelijks vorst, maar in de volle grond is dat een heel ander verhaal. Deze plant overleeft dan temperaturen tot ongeveer 15 graden onder nul. Praktisch volledig winterhard dus! Alleen in een – tegenwoordig zeer zeldzame – strenge Elfstedentochtwinter moet je extra maatregelen nemen. Leg er bijvoorbeeld een zeil overheen om de plant te beschermen tegen de ergste vorst en de snijdende winterwind.
Overigens is de vingerplant groenblijvend als buitenplant, maar bij vorst zullen de bladeren wel slap gaan hangen. Hoe strenger het vriest, hoe erger het wordt. Net zoals bij bijvoorbeeld klimop of rododendron is dat van voorbijgaande aard. Als de vorst verdwijnt, richten de hangende bladeren zich vanzelf weer op.
Verder is het een zeer onderhoudsarme tuinplant. Zet hem het liefste in een halfbeschaduwd en beschut stuk van je tuin. Als je arme grond hebt, mag je vingerplant ’s zomers wat extra voedsel. Strooi bijvoorbeeld wat handjes koemest rond de stam.
In de volle grond kunnen fatsia’s gemakkelijk meer dan manshoog worden, of zelfs nog wat hoger, tot een meter of vier à vijf. Gelukkig kun je ze zonder pardon terugsnoeien als ze te groot worden; exemplaren in de volle grond verdragen dat veel beter dan exemplaren in een pot.
2.11 Overige tips bij de verzorging
- De grote glanzende bladeren van vingerplanten trekken al snel stof aan. Een zomers regenbuitje doet dan wonderen.
- Is je kamerplant te groot of lelijk uitgegroeid, maar heb je moeite met afscheid nemen? Zet hem dan gewoon lekker in je tuin! (Zie ook het kopje Verzorging als tuinplant hierboven.)
3. Fatsia kopen: waar moet je op letten en waar kan het?
Deze kamerplanten zijn tamelijk algemeen te koop, in tuincentra maar ook online. Er zijn eigenlijk geen speciale aandachtspunten bij het kopen. Als hij niet in goede conditie is, verraden de grote bladeren dat namelijk al heel snel.
Fatsia’s worden eigenlijk altijd als kamerplant te koop aangeboden, zelden als tuinplant. Wil je hem toch voor die laatste toepassing gebruiken, dan zijn ook exemplaren die worden verkocht vanuit de verwarmde kas van een tuincentrum prima geschikt. Enige aandachtspunt is dat je – uiteraard – niet zomaar een in de winter aangeschafte fatsia direct buiten moet zetten. Laat hem liever gewoon binnen overwinteren in een koele kamer en zet hem in de lente in de volle grond. De volgende winter zou dan geen problemen moeten opleveren.
Let overigens even op als je huisgenoten hebt zoals kleine kinderen of huisdieren. Alle delen van de vingerplant, waaronder het sap en de – wellicht aantrekkelijk uitziende – zwarte besjes, zijn waarschijnlijk giftig voor mensen, katten en honden.
Op dit artikel rust auteursrecht. Zonder onze toestemming is overnemen verboden.