De olifantspoot (Beaucarnea recurvata) is een ijzersterke kamerplant die het vaak geen enkel probleem vindt om een paar watergeefbeurten te worden overgeslagen. Toch zijn er wel enkele belangrijke aandachtspunten bij de verzorging. Hoe zorg je dat de olifantspoot optimaal groeit, en waar moet je op letten bij de aanschaf van deze kamerplant? Dat en meer bespreken we in dit artikel uitgebreid in vier punten:
- Inleiding: wat is de olifantspoot voor plant?
- Verzorging olifantspoot
- Olifantspoot kopen: waar moet je op letten en waar kan het?
- Reacties (105)
1. Inleiding: wat is de olifantspoot voor plant?
De olifantspoot is een gemakkelijke kamerplant. Ze hebben erg weinig water nodig, en vinden het bovendien geen enkel bezwaar als je ze een paar weken overslaat. De verdikte knol is namelijk niet enkel voor de sier, maar slaat water op voor droge tijden.
Olifantspoten komen van nature voor in het oosten van Mexico, maar je vindt ze tegenwoordig ook in bijvoorbeeld het dorre, hete zuiden van de Verenigde Staten. In de natuurlijke omgeving groeit de olifantspoot uit tot een boompje van uiteindelijk 6 tot 10 meter hoog. Daarbij hebben ze een flesvormig verdikte tot kegelvormige stam, met bovenaan de bekende rozetvormige kroon van lintvormige bladeren. Oudere exemplaren vertakken meestal diverse malen en krijgen dan een ronde bladerkroon. Zie ook de afbeelding hieronder.
In de huiskamer zal het echter nooit zover komen, want ze groeien bijzonder traag. Olifantspoten zijn verkrijgbaar in drie vormen:
- De zeer jonge plant. Dit zijn ronde knolletjes ter grootte van een golfballetje tot misschien een tennisbal, waar uit de bovenkant een toefje bladeren komt. Zie ook de afbeelding hieronder.
- Een wat ouder exemplaar, tot maximaal een halve meter hoogte. De flink verdikte, naar boven toe smaller wordende knol is aan de bovenkant afgezaagd, zodat er verschillende rozetjes met bladeren uit komen. Zie ook de afbeelding in het begin van dit artikel.
- Semi-volgroeide exemplaren, niet ver boven de grond vertakt en daarna met enkele lange, relatief dunne en rechtopstaande takken, die bovenaan één enkele rozet bladeren hebben. Soms kun je exemplaren kopen van wel twee meter hoogte. De smalle, lintvormige bladeren kunnen dan wel meer dan een meter lang zijn.
Dit zijn dus dezelfde planten, maar in een andere leeftijd. Het eerste type zal in de loop der jaren vooral steeds dikker worden, maar niet snel echt in de hoogte groeien. Het tweede type is gewoonlijk vlak voor aankoop gesnoeid. Dat is namelijk de reden dat de verschillende bladrozetjes direct uit de dikke stam komen. Uiteindelijk zullen de rozetjes elk uitgroeien tot dunne takken; aan de knol verandert niet zoveel meer. Het derde type groeit simpelweg door, mits hij aanslaat in de huiskamer (zie ook onze aankooptips onderaan dit artikel).
1.1 Verschillende benamingen
De olifantspoot is ook wel bekend als olifantenpoot. Overigens wordt de oorsprong van deze naam pas echt goed duidelijk bij exemplaren die vele tientallen jaren oud zijn. Naast de verdikte stamvoet kenmerken die zich namelijk ook doordat de bast of schors gespleten is in de mozaïekvormige, min of meer vierkante vlakken die je op een olifantshuid ook kunt zien, eigenlijk meer leerachtig dan plantaardig. De afbeelding in de inleiding hierboven toont deze bast duidelijk. Let trouwens ook op de uiterst imposante omvang van de poten: die zijn zo enkele meters in doorsnede!
Daarnaast wordt deze plant vaak beaucarnea genoemd, naar de wetenschappelijke naam, Beaucarnea recurvata. Van deze naam bestaat ook een variant: Nolina recurvata. Dat is precies dezelfde plant, maar een verouderde naamgeving.
2. Verzorging olifantspoot
Van nature groeit de olifantspoot in tamelijk specifieke omstandigheden, maar in de huiskamer blijkt deze plant zich vaak verrassend goed aan te kunnen passen aan een andere omgeving. Het is echter wel zo dat dit aanpassingsvermogen met de leeftijd afneemt. Omdat je vaak relatief goedkoop beaucarnea’s van wel tientallen jaren oud kunt kopen is dit wel een aandachtspunt.
De onderstaande verzorgingstips kun je dus vrijwel negeren voor heel jong gekochte olifantspoten; die zijn eenvoudigweg niet stuk te krijgen, tenzij je bewust je best doet. Voor oudere exemplaren is het echter wel zaak om je aan deze verzorging te houden. Gelukkig zijn het zelfs dan relatief eenvoudige kamerplanten.
2.1 Water geven
De beaucarnea is geen cactus of vetplant, maar qua waterbehoefte is deze kamerplant tamelijk vergelijkbaar. Wil je echter ook dat de plant groeit, dan kun je iets meer water geven. Geef de plant in de zomer, in het volle licht en in de warmte matig tot gemiddeld veel water. Zorg daarbij wel dat de wortels nooit echt nat staan, want dan kan de plant last van plagen krijgen (zie onder) en in ernstige gevallen kunnen de wortels en zelfs de stamvoet beginnen te rotten. Water geven doe je dus het beste pas als de grond tamelijk droog is; het is beslist niet nodig dat de wortels altijd in vochtige aarde staan.
’s Winters of op een koele plek heeft de olifantspoot matig tot weinig water nodig.
Verder houdt deze plant het bijzonder lang uit met amper of zelfs geen water. De groei gaat er wat uit en wellicht krijgt-ie wat bruine bladeren, maar je kunt ‘m zo een paar weken vergeten water te geven. Het is dus wel belangrijk om dat dan niet al te snel in te willen halen, want natte voeten zijn geen goede zaak bij deze plant. Dus: bij twijfel gewoon helemaal geen water geven.
Olifantspoten stellen geen speciale eisen aan de hardheid of zuurgraad van het water. Verkalkte grond en hard water worden goed verdragen.
2.2 Temperatuureisen
In de natuurlijke omgeving krijgt de olifantspoot regelmatig temperaturen te verduren die we in Nederland zelfs in de hoogzomer nooit zullen meemaken. Dat is echter geen enkel probleem voor deze kamerplant; eigenlijk kun je wat de temperatuur betreft alles doen en laten, zolang het niet al te veel wisselt in een etmaal en de temperatuur niet onder het vriespunt komt.
Daarnaast is het in veel gevallen zelfs beter om de beaucarnea ’s winters vrij koud te houden: een koele plek met minima tot 5 graden is prima. Dat komt doordat de plant anders gaat groeien in omstandigheden die veel te weinig licht bieden, en dat levert geen mooie uitgroei op. Dit is echter wel een tip voor de fijnproevers, want omdat olifantenpoten zo langzaam groeien zie je hier amper iets van. Matig wel altijd de watergift in de winter, ongeacht de omgevingstemperatuur: zo kun je een eventuele groei ook effectief temperen, zelfs in de warme woonkamer.
2.3 Standplaats
De Beaucarnea recurvata is een tolerante plant, maar een warme plaats met veel licht of zelfs volle zon is het beste.
Verder verdraagt de olifantspoot droge lucht prima. Ook donkere plekken worden getolereerd, maar de plant is wel het mooist en groeit het beste op een zo licht mogelijke plaats.
Overigens is het heel gebruikelijk dat de bladeren van de beaucarnea even snel afsterven als ze aangroeien. Als ze sneller bruin worden dan er nieuwe bijkomen, is het vaak zinniger om voorzichtig iets meer water te geven dan om de standplaats aan de passen. Een zonnige plaats naast een hete radiator is immers eigenlijk best wel goed vergelijkbaar met de halfwoestijn waar deze kamerplant van nature groeit.
2.4 Voeding
Het is eigenlijk niet nodig om de olifantspoot extra voeding te geven. Door de geringe waterbehoefte kan dat snel tot verbranding van de wortels leiden, omdat de concentratie te hoog is, en daarnaast is er door de geringe groei sowieso weinig voeding nodig. Als je het al wilt geven volstaat een paar keer per jaar generieke vloeibare plantvoeding, voldoende verdund in water.
2.5 Verpotten
De wortels zijn wellicht nog wel het meest kwetsbare onderdeel van olifantspoten. Ze beschadigen relatief snel en groeien niet snel weer terug. Daarbij komt dat ook de bovengrondse plant niet snel groeit, dus verpotten is eigenlijk zelden nodig. Bovendien heeft de beaucarnea weinig behoefte aan voedsel, en dus ook weinig behoefte aan verse aarde. Om deze redenen kun je het verpotten ook maar het beste zo weinig mogelijk doen: elke paar jaar is in de meeste gevallen ruimschoots vaak genoeg.
Zorg er daarbij voor dat je voorzichtig te werk gaat, zodat je zo weinig mogelijk wortels beschadigt.
Wortelsnoei is absoluut onnodig. Pot de plant op in goed doorlatende aarde, zorg voor prima drainage en kies voor niet al te rijke grond. Verpotten doe je het beste in de lente, zodat beschadigde wortels snel weer aangroeien.
Kijk bij een nieuw aangekochte beaucarnea altijd even kritisch naar hoe deze in de pot zit. Veel voorkomende problemen zijn een te kleine pot en/of een scheve pot, waardoor de plant gemakkelijk omvalt. Vlak na de aankoop is typisch een goed moment om een mooie, niet te kleine pot uit te kiezen waar de olifantspoot nog jaren in kan blijven staan. Als de olifantspoot al groot genoeg is kun je ervoor kiezen het verpotten in dezelfde pot te doen. Zonder grotere pot zal de groei uiteindelijk vrijwel tot stilstand komen, zonder dat de plant daaronder hoeft te lijden.
Tip: plant de olifantspoot nooit dieper dan hij stond. De stronk zelf moet namelijk niet of nauwelijks in de aarde staan om rotting te voorkomen. Dat maakt deze plant bovendien ook visueel aantrekkelijker. Doe het ophogen ook weer niet al te enthousiast, want de wortels zijn zelden zo stevig ontwikkeld dat ze de plant erg veel steun verlenen.
2.6 Snoeien
In de natuur vertakt de olifantspoot pas na de bloei. In de huiskamer kun je daar zeer lang op wachten. Wil je dus een meerstammige groei, dan moet je dit forceren door de beaucarnea te snoeien. Gebruik een scherpe zaag voor een mooie wond zonder rafelranden en snoei alleen in de stam boven de verdikte voet, anders zul je deze plant onherstelbaar beschadigen. Snoeien doe je het beste in het voorjaar of in de zomer, zodat de beaucarnea zo snel mogelijk herstelt. Zorg voor een goede verzorging in de herstelperiode (ongeveer het eerste jaar), want anders maakt de plant slechts één nieuwe bladrozet aan in plaats van meerdere.
Let op: het kan een paar weken tot zelfs maanden duren voordat de nieuwe groei zichtbaar wordt. Wees niet te ongeduldig, ook niet met water geven: zonder bladeren is de waterbehoefte zeer laag en duurt het vele maanden voordat de beaucarnea aan watergebrek zal komen te overlijden. Als de plant niet inrot op de snoeiplek (en dat is erg onwaarschijnlijk), dan is het simpelweg een kwestie van afwachten: vroeg of laat loopt je olifantspoot vanzelf wel weer uit.
2.7 Vermeerderen
De olifantspoot wordt vermeerderd uit zaad. Zaaien kan eigenlijk het hele jaar door, in goed doorlatende grond. Het liefste hebben de zaadjes daarbij een temperatuur van tussen de 20 en 25 graden. Het ontkiemen kan binnen enkele weken gebeuren, maar laat soms ook maanden op zich wachten. Zorg dat het kiembakje genoeg licht krijgt, want dat is één van de prikkels waar de zaden op reageren.
Daarnaast hebben olifantspoten heel zelden weleens worteluitlopers waar je ze mee kunt vermeerderen. De worteluitlopers zitten echter altijd stevig verbonden met de moederplant, dus je moet veel geduld hebben voordat het tijd is om ze te scheiden. Als je dat te vroeg doet heeft het kleine plantje nog amper of geen zelfstandig wortelstelsel en zal het, ongeacht hoe je het aanpakt, komen te overlijden.
Stekken, ten slotte, is eigenlijk geen optie bij deze plant. Zelfs als het überhaupt mogelijk is om een olifantspoot te stekken, dan nog zal het naar alle waarschijnlijkheid vele maanden duren. Als je het toch wilt proberen, kies een mooie, jonge uitloper. Snoei deze met zo’n tien centimeter tak af en verwijder de meeste bladeren. Gebruik plantaardig groeihormoon op de snoeiplek, zet de stek op een lichte en warme plaats en neem goed doorlatende stekgrond, die je net nat genoeg houdt zodat deze niet volledig uitdroogt.
2.8 Bloeiwijze
De Beaucarnea recurvata kan bloeien, maar in de huiskamer zul je dat eigenlijk nooit te zien krijgen. Ten eerste moet de plant ten minste 15 tot 20 jaar oud zijn, en daarnaast zijn in dat geval goede omstandigheden (dus zoals in de Mexicaanse halfwoestijn) belangrijk.
Je hoeft hier echter niet lang over te treuren, want de bloeiwijze bestaat uit kleine witte tot lichtroze bloempjes die niet geuren en snel uitgebloeid zijn. (Het kunnen dan overigens wel vele honderden bloemetjes aan een forse bloemstengel zijn, zoals in de afbeelding hierboven, maar dat strikt terzijde.)
2.9 Ziektes en plagen
Ziektes en plagen zijn zeer ongebruikelijk bij de Beaucarnea recurvata. Te veel water geven maakt deze kamerplant vatbaar voor wortelwolluis, en stelselmatige overbewatering kan tot wortel- of zelfs stamrot leiden. Dat kun je echter goed voorkomen door pas water te geven als de grond redelijk ver is uitgedroogd en niet al te veel in één keer te geven.
Verder zie je een heel enkele keer wel eens spint in de bladrozet van een olifantspoot. Dat kan betekenen dat de plant het niet naar z’n zin heeft, maar meestal is het volstrekt onschuldig. De spintmijt kan namelijk vrijwel geen kwaad in de dikke, bijna leerachtige bladeren. Je kunt de spint simpelweg met een lauwe douchestraal of de plantenspuit wegspuiten. Tenzij de beaucarnea naast een andere kamerplant met hardnekkige spint staat, is het zeer onwaarschijnlijk dat het terugkeert.
2.10 Overige tips bij de verzorging
- Knip bruine punten het liefst niet of heel voorzichtig af. Als je in het levende, gezonde deel van het blad knipt, sterft het vaak helemaal af.
- Geheel afgestorven bladeren knip je er het beste af. Je kunt ze eventueel ook van de plant af trekken, maar daarbij moet je soms onverwacht veel kracht zetten, wat tot beschadigingen kan leiden.
- Als de stam van een olifantspoot wat zacht aanvoelt hoeft dat niets te betekenen. Wellicht zit de schors gewoon wat los of is de plant een tikje al te droog gehouden. Komt er echter (zwart) vocht uit als je erop drukt, dan is de plant verrot. Hoewel het er verder niet aan af te zien hoeft te zijn, is dat uiteindelijk onherroepelijk fataal.
- Sproeien is niet nodig, want de plant is van nature een (zeer) lage luchtvochtigheid gewend. Je kunt olifantspoten echter wel een paar keer per jaar onder een zachte, lauwwarme douche zetten om stof van de bladeren te spoelen. Houd de plant daarbij schuin, zodat er zo min mogelijk water in de aarde terechtkomt.
3. Olifantspoot kopen: waar moet je op letten en waar kan het?
De beaucarnea is algemeen verkrijgbaar. Vele tuincentra bieden ze aan, maar je kunt ze daarnaast ook steeds vaker online aanschaffen.
Je kunt een olifantspoot kopen in ruwweg drie groeistadia (zie voor meer details de inleiding van dit artikel). Let er bij oudere planten op dat je met de standplaats, en de overige verzorging zoals we die in dit artikel hebben besproken, niet te veel afwijkt van het ideaal. Vaak zijn die planten namelijk geïmporteerd uit Mexico en de VS, of zijn ze in Nederland hun leven lang in soortgelijke woestijnachtige omstandigheden gekweekt. Het is te verwachten dat ze meteen na de aankoop een aardig deel van hun bladeren verliezen, maar om erger te voorkomen moet je het aanpassingsvermogen van de olifantspoot liever niet tot het uiterste testen.
De prijzen zijn over het algemeen laag. Een paar jonge bolletjes kun je al kopen voor enkele euro’s, en voor een prijs van een paar tientjes heb je vaak al een fors exemplaar. Dat kan trouwens wel oplopen tot prijken van honderden euro’s voor halfvolgroeide, manshoge beaucarnea’s.
Je hoeft bij de aankoop eigenlijk geen rekening te houden met jonge kinderen en huisdieren. De olifantspoot is voor zover ons bekend is niet giftig en bevat ook geen akelige stekels. Het enige dat deze plant kan veroorzaken is een paper cut, een snijwond zoals ook door papier kan ontstaan. De decoratieve bladeren hebben namelijk bladranden die niet enkel stijf maar ook scherp zijn.
Op dit artikel rust auteursrecht. Zonder onze toestemming is overnemen verboden.