De sierasperge (Asparagus) is een sterke kamerplant die opvalt door zijn fijne, frisgroene blaadjes. Vanwege de sierlijke manier waarop dit bij sommige soorten omlaag hangt zie je dit aspergegroen ook regelmatig in boeketten. Hoe zorg je bij sierasperges voor een goede groei, waar kun je deze kamerplanten kopen en waar moet je dan op letten? Dat en meer bespreken we in dit artikel in vier punten:
- Inleiding: wat is de sierasperge (Asparagus) voor plant?
- Verzorging sierasperge (Asparagus)
- Sierasperge kopen: waar moet je op letten en waar kan het?
- Reacties
1. Inleiding: wat is de sierasperge (Asparagus) voor plant?
‘Sierasperge’ is de verzamelnaam van een aantal van de sterkste en fraaiste soorten uit het omvangrijke plantengeslacht Asparagus. Om welke soorten het precies gaat, hoe hun natuurlijke omgeving eruitziet en hoe deze kamerplanten daar groeien bespreken we hieronder uitgebreid.
1.1 Habitat
Veruit de bekendste soort uit het geslacht Asparagus is ‘de’ asperge, Asparagus officinalis. Deze soort is in Nederland volledig winterhard. Je kunt hem dan ook op diverse plaatsen in het wild tegenkomen, in het bijzonder in de duinen (zie ook de foto bij het kopje Groeiwijze hieronder). Ook in grote delen van de rest van Europa, tot aan West-Azië en Noord-Afrika aan toe, komt Asparagus officinalis in het wild voor.
Het verspreidingsgebied van de sierasperges die we hier in onze streken als kamerplant houden is al net zo uitgebreid, maar er is niet of nauwelijks overlap. Sierasperges kunnen namelijk niet tegen vorst, of verdragen maximaal enkele graden vorst voor korte periodes. Van nature komen de meeste soorten voor in het zuiden en oosten van het Afrikaanse continent, in het bijzonder in Zuid-Afrika. Ze zijn echter verwilderd geraakt in tientallen andere landen, verspreid over verscheidene andere continenten.
Dat komt enerzijds, uiteraard, omdat deze planten kennelijk door tuiniers van over de hele wereld aantrekkelijk worden gevonden. Maar dat is slechts een deel van het verhaal. Lang niet alle tuinplanten die vanuit andere streken worden gehaald kunnen zich immers elders ook handhaven in het wild. Sierasperges blijken echter buitengewoon flexibel te zijn in de eisen die ze aan hun omgeving stellen.
Bijvoorbeeld qua ondergrond: zanderig, rotsachtig en arm, of juist voedzaam en humusrijk, verkalkt of verzuurd, het lijkt ze niet te deren. Schaduw en volle zon worden ook beide goed verdragen. En die flexibiliteit geldt ook zeker voor het klimaat: zowel in dorre savannegebieden als in de natte (sub)tropen vind je tegenwoordig sierasperges. Om je een idee te geven van het soort plaatsen waar ze niet alleen overleven, maar zelfs als invasieve soort te boek staan: Californië, Hawaii, China, Australië, Singapore en Nieuw-Zeeland.
1.2 Groeiwijze
De algemene groeiwijze van sierasperges is goed vergelijkbaar met die van onze inheemse asperge (zie de afbeelding hierboven). Ondergronds hebben ze een fors ontwikkeld wortelstelsel met stevige, vlezige wortels, die bij de meeste soorten op tal van plaatsen eindigen in kleine, ovale, enigszins doorschijnend witte wortelknollen (zie de afbeelding bij het kopje Verpotten verderop dit artikel).
Uit dit wortelstelsel komen de scheuten recht omhoog, eerst nog onvertakt. Dat kan opvallend snel gaan, met centimeters per dag. De asperges die je bij de groenteboer ziet liggen zijn precies deze scheuten, geoogst voordat ze echt gaan uitlopen; zouden ze niet gestoken zijn, dan kunnen ze tot wel twee meter hoog worden. Sierasperges groeien op exact dezelfde wijze, alleen is de scheut veel dunner. Daar zijn ze immers niet al eeuwen specifiek op veredeld.
Overigens is het aardig om op te merken dat de scheut al vrijwel precies zijn maximale dikte heeft bereikt op het moment dat-ie net boven de grond uitpiept, net zoals bij bijvoorbeeld bamboe. Hij kan dan eigenlijk alleen nog maar in de lengte groeien. En natuurlijk is de dikte wel gecorreleerd aan de lengte. Dus als je je sierasperge hebt verpot en je enkele weken of maanden later opeens een hele dikke scheut omhoog ziet komen, weet je daarmee al direct dat je plant dat kon waarderen.
Als hij enkele tientallen centimeters boven de grond is gekomen zie je langzamerhand zijtakken verschijnen aan de nieuwe scheut. Ook wordt de stengel, die eerst nog zacht is, snel vezeliger en steviger. Afhankelijk van de soort zijn er enkele tot vele honderden kleine zijtakken, elk getooid met een aantal langwerpige, naaldvormige blaadjes. (Of eigenlijk zijn het, om het heel botanisch-technisch te maken, geen blaadjes maar een soort afgeplatte stengeldelen, vergelijkbaar met de stekels van cactussen. Maar dat verder terzijde.)
In de lente – of, in de huiskamer, ook in andere jaargetijden – verschijnen er tussen de blaadjes massa’s groenige of witte bloemetjes. Ze ruiken zeer zoet en de geur kan overweldigend sterk zijn, zeker in een min of meer besloten ruimte zoals een huiskamer. Na de bloei kunnen zich oranje tot felrode besjes vormen met daarin twee of drie afgeplatte, ronde zaadjes. In het wild worden de besjes gegeten door vogels. Zij droppen de zaadjes dan later weer, onverteerd, waarmee de asperge een effectief verspreidingsmechanisme heeft ontwikkeld. Zie ook de foto hieronder.
Ga je nog wat dieper kijken naar de groeiwijze, dan zijn er nog wel enkele opmerkenswaardige verschillen van soort tot soort. Zo groeit onze inheemse asperge min of meer rechtopstaand, maar zijn diverse sierasperges meer een klimplant – of, bij gebrek aan steun, een hangplant. En die soorten hebben ook vaak gemene kleine doorns, die ze in staat stellen om zich vast te haken aan andere planten. Deze zaken bespreken we in meer detail bij het kopje Soorten hieronder.
1.3 Soorten
Er bestaan wel 300 soorten Asparagus, waarvan er waarschijnlijk minstens enkele tientallen geschikt zijn als kamerplant. Het assortiment bij de Nederlandse tuincentra is echter een stuk beperkter: er zijn in onze streken een stuk of vijf verschillende soorten in de handel, plus nog enkele cultivars. Deze bespreken we hieronder elk apart.
Qua verzorging zijn deze soorten overigens allemaal zeer vergelijkbaar. Daarom gebruiken we in de rest van dit artikel de algemene noemer ‘sierasperge’ als verzamelnaam, tenzij dat niet van toepassing is.
Asparagus densiflorus is de bekendste sierasperge. Hij lijkt qua algemene groeiwijze van alle sierasperges eigenlijk het meeste op onze inheemse eetbare asperge. Alleen zijn de stengels wat slapper, waardoor ze op den duur gaan hangen. A. densiflorus is dan ook vaak te zien als hangplant. Let alleen wel op dat je hem niet zomaar ergens ophangt waar je er gemakkelijk tegenaan kan lopen. Vanaf een afstandje lijkt deze aspergesoort namelijk een hoge aaibaarheidsfactor te hebben, maar van dichtbij is het fijne loof vrij stekelachtig. En daarnaast heeft-ie gemene weerhaakachtige doorns, die klein maar zeer stevig zijn. In een voldoende grote pot, en na verloop van een aantal jaren, kunnen de stengels van deze soort lengtes bereiken van drie meter of zelfs nog wat meer.
Van A. densiflorus zijn enkele cultivars in de handel:
- A. densiflorus ‘Sprengeri’, vernoemd naar de Duitse plantkundige die hem in de negentiende eeuw naar Europa bracht, is als de soort zelf. Er zijn diverse synoniemen, waaronder A. sprengeri, A. ‘Sprengeri’ en A. aethiopicus;
- A. densiflorus ‘Mazeppi’ is als de soort, maar kleiner;
- A. densiflorus ‘Meyeri’ (ook wel: A. meyeri, A. ‘Meyeri’, A. densiflorus ‘Meyers’ of A. densiflorus ‘Myers’) heeft een veel compactere vertakkingswijze waardoor hij een soort sigaarvormige pluimen krijgt. Meestal blijven deze korter dan de stengels van de soort zelf, tot maximaal een meter lengte;
- A. densiflorus ‘Cwebe’ is dan weer meer zoals de soort zelf, maar kleiner en met een meer rechtopgaande groeiwijze. Ook vertakt hij meer in de breedte, hetgeen de stengels een enigszins afgeplat, varenachtig uiterlijk geeft.
Asparagus falcatus is in alle opzichten een wat grovere, stevigere variant op A. densiflorus. Dat zie je al aan de blaadjes, die aanmerkelijk breder en langer zijn. Ook zijn de stengels dikker en sterker verhout. Deze sieraspergesoort groeit zodoende min of meer recht omhoog en heeft maar heel weinig ondersteuning nodig om niet te gaan overhangen. Het is daardoor min of meer een struikje. Zie ook de eerste foto in dit artikel.
Althans, zo ziet-ie eruit als jonge, kleine plant. Geef je A. falcatus een flink grote pot en een goede verzorging, dan kan hij onstuimig hard groeien. De stengels kunnen enkele meters lang worden, in het wild zelfs tot wel zeven meter. Vroeg of laat gaan ze dan overhangen, tenzij je ze ondersteunt.
Asparagus setaceus (ook wel: A. plumosus, A. plumosa, A. ‘Plumosus’) is eveneens zo’n soort die er als jonge plant heel anders uitziet dan als volwassen exemplaar. De jonge plant is struikachtig, met uitsluitend in de breedte vertakte stengels die eerst recht omhoog gaan, maar halverwege opeens horizontaal gaan overhangen. Dat geeft hem een opvallend varenachtig aanzien (de alternatieve naam is dan ook aspergevaren; zie ook de foto bij het kopje Verzorging verderop dit artikel). Dat beeld wordt nog aanzienlijk versterkt doordat het loof extreem fijn is: de naaldachtige blaadjes zijn zo dik als een haar en niet meer dan enkele millimeters lang. Dit aspergegroen kun je, als je erop let, veelvuldig terugzien in boeketten.
Op latere leeftijd gaat A. setaceus zich echter heel anders gedragen. De dunne, rankende stengels worden klimplantachtig en ranken zich overal omheen – bij gebrek aan andere bomen of planten in de buurt ook om zichzelf. Dat doet hij behoorlijk agressief; in het wild is het een echte woekeraar, met meterslange stengels. Ook in de huiskamer zal hij dat stadium na een aantal jaar bereiken. Je kunt dat herkennen aan de manier waarop nieuwe stengels uit de plant steken. Ze blijven lang volledig onvertakt, als een echte klimplant die eerst op zoek gaan naar iets om in te klimmen en dan pas bladeren en takken vormt.
Van Asparagus setaceus is één cultivar in de handel:
- A. setaceus ‘Pyramidalis’: kleiner blijvend dan de soort zelf, met een rechtopgaande groeiwijze en spitse in plaats van breed uitverende takken. Daardoor doet deze variant op het eerste oog aan als een conifeer.
Asparagus umbellatus is misschien wel de meest decoratieve sierasperge. Helaas kom je hem niet zo vaak tegen. Het extreem fijne loof is zeer dun en naaldachtig, maar wel aanmerkelijk langer dan dat van A. setaceus, en bovendien groeit het niet alleen in de breedte, maar in min of meer ronde pluimpjes, vergelijkbaar met A. densiflorus. Daardoor ziet hij er heel donzig, pluizig, delicaat zacht uit (zie ook de foto bij het kopje Sierasperge (Asparagus) kopen: waar moet je op letten en waar kan het? verderop in dit artikel). Verder is de groeiwijze gelijk aan die van A. densiflorus, met rechtopgaande, later doorhangende stengels.
Asparagus asparagoides (ook: Asparagus medeoloides of smilax) heeft van alle sierasperges de meest bladachtige blaadjes. Ze zijn enkele centimeters breed en lang en hebben een fraaie, sierlijk uitlopende druppelvorm (zie ook de foto bij het kopje Standplaats verderop in dit artikel). Het is een echte klimplant, met dunne, windende stengels.
In de huiskamer blijft het formaat meestal vrij beperkt. In het wild is dat volstrekt anders. Diverse soorten sierasperge staan, zoals we in het kopje Groeiwijze hierboven al schreven, te boek als invasieve soort. Maar zoals Asparagus asparagoides huishoudt in Australië is wel heel ernstig. Deze plant, ooit naar het continent gehaald om bruidsboeketten mee op te fleuren, geldt daar als één van de ergste woekeronkruiden. Hij groeit over alles heen en verdrukt zo de oorspronkelijke flora (zie de foto hieronder). In forse delen van het land is het daardoor de ergste bedreiger voor de biodiversiteit – uit het plantenrijk dan.
Daarbij is effectieve bestrijding vrijwel onmogelijk door zijn groeiwijze. Zelfs als je erin slaagt om de bovengrondse delen te verwijderen is de grond nog overstelpt met een hecht pakket van taaie wortels en vlezige wortelknollen, die bomvol water en voedingsstoffen zitten en dus zo weer kunnen uitlopen. Ironisch genoeg is dat ook precies wat deze sierasperge, en andere soorten, zo’n goede kamerplant maakt: hij is tamelijk onverwoestbaar.
Asparagus scandens is een echte hangasperge, maar je kunt hem ook tegen van alles laten klimmen als je wilt. Verder oogt hij als A. setaceus, alleen dan veel minder fijn vertakt, met lange, losse takken die alleen een dubbele rij korte, zeer smalle blaadjes hebben en verder geen zijtakken. In Nieuw-Zeeland is het overigens een dramatisch woekerende invasieve soort (zie de foto hieronder). De ondersoort Asparagus scandens deflexus heeft een wat warrigere groeiwijze.
2. Verzorging sierasperge (Asparagus)
Hun frêle loof doet wellicht anders vermoeden, maar er zijn slechts weinig kamerplanten zó onverwoestbaar als de sierasperge. Als het je enige doel is om je plant niet dood te laten gaan, dan kun je de rest van dit artikel prima overslaan.
Heb je echter net wat meer ambitie en wil je dat je sierasperge niet alleen overleeft, maar dat-ie ook goed groeit en er fraai uitziet? Dan hebben we nog wel een aantal tips en aandachtspunten voor je. Want hoewel sierasperges flink verwaarloosd mogen worden, zullen ze je ruimhartig belonen voor een goede verzorging. Dan kunnen ze veel fraaier (en groter) worden dan je waarschijnlijk zou denken, en kunnen ze bovendien zeeën van zeer zoet ruikende bloemetjes (en later massa’s vrolijk felrode besjes) voortbrengen. Hoe je dat voor elkaar krijgt, bespreken we hieronder puntsgewijs.
2.1 Water geven
Als je weleens een sierasperge hebt verpot, is de kans groot dat je iets is opgevallen: naast wortels zaten er ook een heleboel bleekwitte knolletjes onder de grond. Dankzij het vocht in die knolletjes kunnen deze kamerplanten maanden zonder water.
Toch is het beter om vaker water te geven. In de eerste plaats omdat deze planten het niet alleen zo lang uithouden door hun reserves, maar ook omdat ze erg efficiënt met water kunnen omgaan. Oftewel: de groei zal volledig stokken als je te lang geen water geeft. Daarnaast zullen ze na verloop van tijd blaadjes gaan afstoten als je ze te droog houdt. En dan zul je – we spreken uit ervaring – meteen merken dat het veel meer werk is om de vele minuscule blaadjes weg te stofzuigen dan om wat vaker water te geven.
Zorg er dus voor dat de potgrond altijd licht vochtig is. In de zomer, als ze lekker aan de groei zijn, betekent dat dat je elke week een flinke scheut mag geven. ’s Winters is de waterbehoefte een stuk lager, dus kun je doorgaans toe met eens per twee weken water geven.
Asparagus falcatus verlangt wat meer water dan de andere sieraspergesoorten.
2.2 Temperatuureisen
De meeste soorten sierasperge zijn tamelijk vorstgevoelig. Althans, de bovengrondse delen. Voor de rest maakt de temperatuur bijzonder weinig uit. Het beste zet je ze het hele jaar door in de verwarmde woonkamer. Zolang je voldoende blijft gieten geldt er eigenlijk geen maximumtemperatuur.
Het is niet nodig om ’s winters een rustperiode in een koele kamer in te bouwen.
2.3 Standplaats
De standplaats is het onderdeel waar sierasperges hun status als gemakkelijke, of beter gezegd onverwoestbare, kamerplant echt waarmaken. Er zijn wel meer kamerplanten onverschillig onder een lukraak watergeefbeleid, of bestand tegen een reeks verschillende temperaturen, of tevreden met jarenoude potgrond zonder enig extra voedsel. Maar er zijn maar heel weinig kamerplanten die je praktisch op iedere plaats in huis zou kunnen neerzetten. Alleen een plaats met heel diepe schaduw meters van het raam is af te raden. Maar dat is dan ook de enige beperking die je in acht hoeft te nemen.
Tegelijkertijd heeft de sierasperge ook wel weer heldere voorkeuren, als je het ‘m echt naar zijn zin wilt maken. Een lichte plaats zonder de felste zomerzon en een vrij hoge luchtvochtigheid zijn ideaal.
2.4 Voeding
Als je wilt dat je plant flink groeit, mag je hem in het groeiseizoen rijkelijk bijvoeden. Houd er dan echter wel rekening mee dat sierasperges fors groter kunnen worden dan de meeste mensen denken (zie voor een uitgebreide bespreking het kopje Soorten eerder in dit artikel). Mocht je daarentegen wel tevreden zijn met zijn huidige grootte, weet dan dat arme grond uitstekend wordt verdragen.
2.5 Verpotten
Voor het verpotten geldt hetzelfde als voor het geven van voeding: doe het alleen als je je plant wilt verwennen. Sierasperges maken enorme hoeveelheden wortels aan, zozeer zo dat ze zichzelf soms omhoog drukken uit hun pot als je ze lang niet verpot. Dat is voor de plant echter amper een probleem. Verpot dus alleen als je een grotere plant wilt.
Daar komt nog bij dat deze kamerplanten uitstekend bestand zijn tegen verkalkte grond. Jarenlang hard water geven kan sommige planten fataal worden – maar niet deze.
Gebruik bij het verpotten standaard potgrond voor kamerplanten.
2.6 Snoeien
Met hun over het algemeen dunne, hangende stengels zijn dit niet de meest logische kamerplanten om aan snoeien te denken, want als je een ander model wilt, hoef je doorgaans alleen maar wat te herschikken of te vlechten. Mocht je desalniettemin toch een snoeibeurt overwegen, dan reageren sierasperges daar verrassend goed op. Soms zal een stengel enkele centimeters diep afsterven, maar dat is het dan ook. En vaak vertakken ze dan later ook wel weer.
Indien een plant lelijk is uitgegroeid, dan kun je aspergeplanten zelfs helemaal tot de grond toe afsnoeien. Het wortelstelsel bevat ruim voldoende voedingsstoffen om de plant te laten overleven. Het enige als dat de eerste nieuwe uitgroei vaak wat kleiner zal zijn, omdat het toch een beetje een aanslag is voor de plant. Maar dat is dan wellicht ook precies wat je beoogt met zo’n flinke snoeibeurt.
Houd er wel rekening mee dat het verwijderen van afgesnoeide delen een vervelend rotwerkje kan zijn. De takken zijn opmerkelijk taai, zitten vaak hardnekkig in elkaar vervlochten en zijn bovendien voorzien van weerhaakachtige doorns, die het erg lastig kunnen maken om afgesnoeide delen uit de rest van de plant te halen. En dankzij die doorns, en de vaak stijve, naaldachtige blaadjes, kun je ook nog eens enige huidirritatie verwachten, dus handschoenen zijn geen overbodige luxe. Zeker niet omdat ook het sap irriterend kan zijn.
2.7 Vermeerderen
Dé manier om sierasperges te vermeerderen is door de kluit te delen. Haal de plant uit zijn pot, snijd of hak hem in enkele stukken met elk een paar stengels eraan (een broodmes of een scherpe schop zijn aan te raden, want de kluit is vaak zo verdicht dat het niet gemakkelijk is om alleen je handen te gebruiken) en pot ze elk apart op. Klaar is Kees.
Naar het schijnt zou je zelfs moeten kunnen volstaan met één wortelknol. Maar dat hebben we vooralsnog zelf niet uitgeprobeerd. Er is eigenlijk altijd zo’n hoeveelheid wortelmassa voorhanden dat je een veel groter stuk kunt nemen. Als het je echter is gelukt, horen we het graag in de reacties hieronder.
Over stekken kunnen we kort zijn: bespaar je de moeite. Er zijn betere manieren om aspergeplanten te vermeerderen. Of, pertinenter: stekken werkt niet.
Zaaien daarentegen wel. Als de zaadjes goed vers zijn, is zaaien doorgaans een prima optie. Week de zaden enkele uren of een halve dag en zorg voor voldoende warmte (het liefste 20 tot 25 graden bodemwarmte). De zaden zouden dan binnen enkele weken tot maximaal twee maanden moeten ontkiemen. Zijn de zaden echter niet vers, dan kun je gemakkelijk teleurgesteld worden. Dat is helaas een bekend euvel bij sierasperges.
Mochten de zaadjes nu wel mooi vers zijn, en zelfs wel zo vers dat je ze nog uit hun besje moet halen, let dan even op: het sap kan irriterend zijn. Draag dus handschoenen.
2.8 Bloeiwijze
Bij een goede verzorging kunnen sierasperges ieder jaar bloeien, doorgaans in de zomer of in het begin van de herfst. Vooral Asparagus densiflorus doet dat regelmatig. Het kan echter ook best zijn dat je asperge nooit tot bloei komt. Of dat er niet meer dan een paar bloemetjes verschijnen.
Dat is niet per se onprettig. Hoewel de minuscule witte of groengele bloemetjes van dichtbij heel aardig zijn om te zien – zie de foto hierboven – is de bloeiwijze eigenlijk vrij onopvallend. Althans: om te zien. Ze ruiken namelijk zeer krachtig, en de erg zoete geur is naar ons idee een beetje te veel van het goede.
Na de bloei kunnen zich kleine groene besjes vormen, die later oranje of rood worden; zie ook de foto hieronder. De besjes vormen zich alleen als de bloemen worden bevrucht. Bijtjes en andere zoeminsecten uit de tuin zijn daar heel efficiënt in, maar in de meeste huiskamers komen ze niet. Je kunt het echter ook zelf doen. Het enige wat er moet gebeuren, is dat het stuifmeel uit de ene bloem op de stamper van de ander komt. Dat kan bijvoorbeeld met een kwastje, maar de wat luiere huiskamertuinier duwt gewoon voorzichtig twee bloemetjes licht op elkaar.
2.9 Ziektes en plagen
Deze kamerplanten hebben eigenlijk zelden last van ziektes of plagen. Alleen de meer grofbladige soorten, in het bijzonder Asparagus falcatus, zijn enigszins vatbaar voor aantastingen met luis (dop- of schildluis of wolluis) en trips. Gebruik bij ernstige aantastingen een biologisch bestrijdingsmiddel volgens de aanwijzingen op de verpakking. Ook kun je ’s zomers overwegen om de plant een tijdje buiten te zetten; daar houden de meeste plaaginsecten niet van, terwijl asperges ook uitstekend als kuipplant gedijen.
2.10 Overige tips bij de verzorging
- Afvallende blaadjes zijn meestal een teken van droogte. Zorg dat de grond altijd licht vochtig blijft en niet al te veel uitdroogt tussen gietbeurten in.
- Een slungelige, slappe uitgroei met weinig bladeren en zijtakken duidt op lichtgebrek.
- Vergeelde of bleke blaadjes duiden dan juist weer op te veel fel zonlicht.
3. Sierasperge (Asparagus) kopen: waar moet je op letten en waar kan het?
Deze kamerplanten zijn behoorlijk algemeen verkrijgbaar, bij tuincentra, bloemisten en ook online. Er zijn eigenlijk geen speciale aandachtspunten bij het kopen, omdat het meestal goed zichtbaar is als de plant een probleem heeft. Wel moet je er rekening mee houden dat sommige soorten Asparagus heel anders kunnen uitgroeien dan je misschien van een klein plantje zou verwachten. Zie voor meer informatie het kopje Soorten in het begin van dit artikel.
Zoals we bij het kopje Standplaats al hebben besproken, zijn sierasperges geschikt voor vrijwel elke plek in huis. Houd echter wel rekening met eventuele huisgenoten. Naast dat deze kamerplanten net wat minder aaibaar zijn dan ze er misschien uitzien, zijn alle delen van de plant licht giftig bij inslikken en het sap kan de huid irriteren. Dat geldt voor mensen, maar ook voor huisdieren zoals honden en katten.
Op dit artikel rust auteursrecht. Zonder onze toestemming is overnemen verboden.